Friedrich Weinreb (Lemberg, 1910 – Zürich, 1988) was een van de grootste fenomenen van het twintigste-eeuwse Jodendom. Met zijn baanbrekende werk De Bijbel als schepping heeft hij de schatkamer van het Joodse weten geopend voor alle mensen.
Friedrich Weinreb heeft de leer van de mondelinge Thora – die millennia lang alleen in een afgesloten groep van intellectuelen bekend was – geopend als inspiratiebron voor de moderne tijd. Als schrijver en spreker heeft hij een omvangrijk levenswerk achtergelaten waarin we verrassende verbindingen tegenkomen tussen het Bijbelse mens- en wereldbeeld enerzijds en de huidige, moderne wereld anderzijds.
Weinreb groeide op met het chassidische Jodendom van Oost-Europa, maar werkte lange tijd in de academische wereld. Nadat zijn familie als gevolg van de Eerste Wereldoorlog naar Nederland was gevlucht studeerde Weinreb daar economie. Toen hij 28 jaar oud was, werd hij aangesteld als professor in de wiskundige statistiek aan de Nederlandse Handels-Hoogeschool te Rotterdam.
Met de Duitse bezetting van Nederland in 1940 kwam er voorlopig een eind aan Weinrebs academische carrière. Tijdens de oorlog voerde hij op een vindingrijke manier een privéstrijd tegen de Nazi’s. In zijn oorlogsmemoires Collaboratie en verzet – een driedelig werk over het drama van vervolgers, vervolgden en toeschouwers, en over het menselijk handelen in het grijze gebied tussen collaboratie en verzet – vertelt hij hier uitvoerig over. Dit werk is een waar hoogtepunt binnen de naoorlogse Nederlandse literatuur.
Na de oorlog brengt Weinreb vele jaren in het buitenland door als veelgevraagd expert op het gebied van de toegepaste wiskundige statistiek in de economie. Zo werkt hij bijvoorbeeld naast de wiskundige Norbert Wiener aan de uitwerking van het tweede vijfjarenplan van de Indiase regering, doceert hij als gastdocent aan het Institut de hautes études internationales in Lausanne (Zwitserland), doet hij onderzoek voor verschillende organisaties van de Verenigde Naties in Genève en is hij rector van de Middle East Technical University in Ankara (Turkije). Daarnaast is hij ook onderzoeksleider en docent aan het Nederlands Economisch Instituut in Rotterdam en professor aan verschillende universiteiten in Indonesië geweest.
Vanaf zijn jeugd vormen de Bijbel en de Joodse bronnen de kern van Friedrich Weinrebs leven, terwijl hij wordt omringt door een wereld die wordt gedomineerd door wetenschap en techniek. In 1973 verhuist hij definitief naar Zürich. Daar kan hij zich vanaf het midden van de jaren 1960 steeds meer en – dankzij de met behulp van Marian von Castelberg opgerichte Friedrich Weinreb Stiftung – vanaf 1980 volledig richten op het schrijven van boeken en het geven van lezingen in Nederland, België, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland.
In het woord van de Bijbel – het Oude en Nieuwe Testament van de christelijke Bijbel vergelijkt Weinreb vaak met de twee helften van een en hetzelfde hart – vindt hij een verzameling aan antwoorden op vragen naar de zin van de Schepping en naar de zin van het menselijk bestaan. Weinrebs werk is het bewijs dat Jodendom en christendom – die in de loop van de geschiedenis ieder een eigen weg zijn ingeslagen – tot een vruchtbare verbinding kunnen komen. De vruchten van die verbinding zijn in Weinrebs werk al binnen handbereik.
De Bijbel als schepping
“Onder schepping versta ik in dit verband iets wat, zoals het geval is met het heelal of het leven, per definitie niet door mensen gemaakt kan zijn, doch dat als een overrompelend, onontkoombaar gegeven steeds tegenover de mens staat, waarop zijn bestaan is gegrondvest. In dit boek wordt de Bijbel dus niet als een geschiedenisverhaal […] voorgesteld, doch als een puur wonder, een als het heelal of het leven bewijsbaar, aantoonbaar wonder.”
– Friedrich Weinreb, De Bijbel als schepping
Eigenlijk was Weinrebs De Bijbel als schepping, dat in 1963 verscheen, een herontdekking van het Oude Testament van de Bijbel: de Thora. Voor de eerste keer kon namelijk eenieder die in de Bijbel was geïnteresseerd inzicht krijgen in het oude Joodse weten, waarmee de Bijbeltekst beter kon worden begrepen. Weinreb gaat daarbij zo diep in op het Hebreeuws, de taal van de Bijbel, dat het net is alsof je midden in het verhaal de tekst meebeleeft.
De verhalen in het boek Genesis over de schepping van de wereld en de mens, over Kaïn en Abel, over de zondvloed, over de toren van Babel, over Abraham en Izaäk, over Jacob en Ezau, over Josef en zijn broers worden net zo uitvoerig behandeld en geïnterpreteerd als de uittocht van Israël uit Egypte, het doorkruisen van de Rode Zee en de vele gebeurtenissen op de veertigjarige doortocht door de woestijn tot aan de grens van het Beloofde Land. Weinreb probeert telkens de overweldigende veelzijdigheid van de wereld en alle leven in het woord van de Bijbel terug te vinden. Misschien wel voor het eerst krijgt de lezer bevredigende en verrassende antwoorden op de vele vragen die het begrijpen van de Bijbel vaak zo moeilijk maken: Hoe zit het met verschillende moreel dubieuze verhalen, zoals Hagar die door aartsmoeder Sarah in de woestijn wordt gestuurd, Jacob die de zegen van zijn vader krijgt ook al heeft hij zijn broer Ezau en zelfs zijn vader bedrogen, en Josef die door zijn broers wordt verkocht? Waarom zijn er in de Bijbel zoveel offers, vooral dieroffers? En waartoe dienen bijvoorbeeld de genealogische overzichten, al die namen die ons niets meer zeggen?
Tot slot is er een omvangrijke bronvermelding met alle bronnen die Weinreb voor zijn werk heeft geraadpleegd, met een bibliografie van de belangrijkste bronnen van de Joodse traditie, met redactie-aantekeningen, biografische en bibliografische aantekeningen over Friedrich Weinreb, en een uitgebreid register van personen, zaken, Hebreeuwse woorden, getallen en Bijbelplaatsen.
Jeugd en studententijd
Efraïm Fischl Jehoschua – in het bevolkingsregister ingeschreven als Friedrich Weinreb – werd op 18 november 1910 geboren in het toenmalig Oostenrijks-Hongaarse Lemberg, dat tot 1918 de hoofdstad was van de provincie Galicië.
Aan zowel zijn vaders- als aan zijn moederskant stamde Friedrich Weinreb af van chassidisch-Joodse families met een lange geschiedenis. Zijn moeder was in Wiznitz, in toenmalig Boekovina, opgegroeid, zijn vader in het Oost-Galicische Zalesciki.
In zijn autobiografie vertelt Weinreb over de vroegste herinnering uit zijn kindertijd: “Het is mooi, gezellig, warm. Een hoge kamer, blauw en rood en wit, veel wit. Ik denk dat ik zojuist iets slims of aardigs, misschien ook wel iets liefs, gezegd heb. […] Mijn vader tilt me trots en vrolijk lachend op en zet me op zijn bureau. Mijn moeder staat achter ons. In mijn herinnering groot, slank, in het wit gekleed. Zij lacht ook en is gelukkig. […] Ik maak graag mensen gelukkig.”
Dat zal een rode draad in Weinrebs leven worden: geluk en vreugde schenken, en zelf gelukkig en vol vreugde zijn. Door zo met mensen om te gaan en door zelf in die toestand te verkeren voelt hij immers de bron van het scheppende leven.
Het klinkt misschien verrassend dat hij zijn tijd op school “een ware marteling” noemt en die tijd tot een van de zwaarste uit zijn hele leven rekent: “Alles was gericht op aanpassing, op de latere bruikbaarheid in het beroepsleven […] Niemand was ook maar enigszins geïnteresseerd in de betekenis van het leven.”
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verrast de jonge familie Weinreb, die dan op zomervakantie is in de Karpaten. De familie slaat op de vlucht voor de binnenvallende Russische soldaten en komt na een odyssee door Hongarije in Wenen aan, waar ze met vele anderen in een opvanglocatie voor vluchtelingen woont. Daar leert de vijfjarige Friedrich ook zijn grootouders kennen. Zij vertellen hem over de geschiedenis van zijn voorouders: hij leert over Mosje uit Kuty die tien generaties daarvoor leefde en op de avond van Kol Nidrei de doden die weer tot leven wilden komen beval dood te blijven, over de grote maggid Dov Ber van Mezeritch, over de Chortkivse rebbe, over de maggid van Nadvirna, over Israël van Ruzin.
In de zomer van 1916 verhuist de familie Weinreb naar Scheveningen, waar op dat moment een relatief grote Joodse gemeenschap leeft. Nederland wordt nu het nieuwe thuisland van de Weinrebs en ze krijgen ook de Nederlandse nationaliteit. Naast het onderwijs aan de HBS krijgt Weinreb ook van verschillende leraren lessen Hebreeuws. De sobere religiositeit en leefwijze van een van die docenten – een uit Rusland gevluchte aanhanger van de Lubavitcher Rebbe – raakt de twaalfjarige Friedrich zo zeer dat hij besluit voortaan volledig orthodox te leven en zich volledig te houden aan alle voorschriften en geboden. Voor zijn ouders is dat een tamelijk pijnlijke keuze, omdat hun meeste familieleden en vrienden Friedrichs keuze als een terugval zien in een wereld waaruit zij zich via Verlichting, humanisme, liberalisme en zionisme hebben bevrijd.
Na zijn eindexamen wordt Weinreb gedwongen een studie te volgen waarmee hij een goede baan kan krijgen. Het is voor de vier Weinrebs – Friedrich had ook nog een jongere broer – financieel namelijk erg zwaar. Vader Weinreb was tijdens de Eerste Wereldoorlog ziek geworden en nooit goed hersteld waardoor hij zijn bedrijf in de textielhandel in Nederland nooit echt van de grond kon krijgen. Om deze reden kiest de oudste zoon – op wie de hoop van vader Weinreb nu volledig is gevestigd – in plaats van literatuur en filosofie, zoals hij zelf eigenlijk wilde, voor de studie economie.
In het voorjaar van 1931 sterft Friedrichs vader en een halfjaar later overlijdt ook nog zijn moeder. Nu, volledig zonder de economische steun van zijn ouders, wil hij eigenlijk stoppen met zijn studie, maar krijgt dan verrassend een assistent-positie aangeboden aan het Nederlands Economisch Instituut van de Nederlandse Handels-Hoogeschool te Rotterdam. Zijn professor zet Weinreb op het dan nog nieuwe specialisatiegebied van de wiskundige statistiek. In 1936 verschijnt Weinrebs eerste publicatie: Statistische bepaling van de vraagcurve. Deze onderzoeksbijdrage aan het dan nog jonge vakgebied van de econometrie zorgt ervoor dat Weinreb kort daarna wordt aangesteld als professor. In november 1936 trouwt Weinreb met Esther Gutwirth en zij vestigen zich in Scheveningen.
Deze persoonlijke en carrièresuccessen zijn slechts een kant van Weinrebs persoonlijkheid. Op hetzelfde moment beleeft hij aan zijn andere kant namelijk een doorbraak als mysticus en als Thora-geleerde. Hij bestudeert de Talmoed en de Zohar, maar houdt zich ook bezig met Schopenhauer, Kant, Hegel, Nietzsche, Leibniz, Descartes, Spinoza en Bergson.
Zijn wetenschappelijke carrière brengt hem in de jaren 1930 langs verschillende Duitse universiteiten, maar hij brengt de langste tijd door in Wenen. Vanuit Wenen reist hij naar Boedapest, Bratislava, Brno, Belgrado en Praag. Hij hoopt in het Joodse Oost-Europa namelijk een ‘geweldige wijze’ te ontmoeten die zijn eenzaamheid en verlangen zou kunnen begrijpen. In het eerste deel van zijn autobiografie Ontmoetingen met mensen en engelen vertelt hij hoe hij na een opmerkelijke treinstop in een open vlakte terechtkomt in een typische sjtetl, volledig beheerst door het chassidisch-Joodse leven. Daar brengt hij enkele weken door als de gast van de lokale rebbe. De gesprekken met hem hebben een beslissende invloed op Weinrebs begrip van de Thora en de Joodse traditie wat betreft de zin des levens.
Als wetenschapper in de westerse wereld leeft Weinreb in een samenleving die zich volledig heeft overgegeven aan de hegemonie van de wetenschap, terwijl hij als nakomeling van chassidische tzaddikim juist levensgeluk vindt in de Thora. Weinreb voelt dat het noodzakelijk is om deze twee uitersten, deze twee werelden, samen te brengen. De wereld waar de bronnen nog worden geleefd heeft geen verbinding meer met de wereld die oprecht zoekt, maar geen idee meer heeft van het bestaan van deze bronnen.
In diezelfde periode wordt Weinrebs denken en handelen beïnvloed door de in 1864 in Wenen geboren Nathan Birnbaum. Birnbaum begon als een medestander van Theodor Herzl, maar zorgde voor veel opschudding toen hij zich later tot het strenggelovige orthodoxe Jodendom bekeerde. In 1935 bouwen Weinreb en Birnbaum een hecht contact op en Weinreb wordt kort daarna Birnbaums vertrouweling en secretaris. Zo wordt Weinreb in brede orthodoxe kringen een bekende. Via Nathan leert hij ook diens jongste zoon, Uriel Birnbaum (1894–1956), kennen. Met deze dichter en grafisch kunstenaar zal Weinreb een levenslange vriendschap opbouwen.
In 1937 wordt in het Tsjechische Mariënbad het congres van de Wereld Agudath Israël – de internationale organisatie van orthodoxe Joden – georganiseerd. Weinreb houdt daar een lezing getiteld Beroep en leven. Vele bekende rabbijnen zijn daar met hun aanhang aanwezig. Die grote samenkomst van de bekendste rabbijnen van dat moment moet een bijzondere gebeurtenis zijn geweest. Niemand wist echter dat het de laatste keer zou zijn dat zo’n intellectuele Joodse elite uit zoveel verschillende landen op een plek samen zou komen. Juist de Oost-Europese Joden – het reservoir van het Jodendom – zouden tijdens de Tweede Wereldoorlog worden uitgeroeid: van de zes miljoen Joodse slachtoffers van de Holocaust was meer dan negentig procent van Oost-Europese afkomst.
Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog
Op 10 mei 1940 valt het Duitse leger Nederland binnen. Een aantal dagen later, op 14 mei, na het bombardement op Rotterdam, capituleert het Nederlandse leger en begint de Duitse bezetting van Nederland. Daarmee begint ook de periode in Weinrebs leven die het meest dramatisch en het meest impactvol zal zijn.
Al snel na de capitulatie volgen de eerste maatregelen tegen de Joden. Weinreb verliest bijvoorbeeld zijn aanstelling aan het Nederlands Economisch Instituut. Een groeiend aantal verontruste Joodse Nederlanders wendt zich tot Weinreb, de academicus, en vraagt hem om hulp en advies. Weinrebs huis in Scheveningen wordt een soort loket voor hulpzoekenden, vooral uit de Oost-Europese Joodse gemeenschap.
Begin 1942 ontvangen de eerste Joden de oproep zich te melden voor transport naar het verzamelkamp Westerbork. Aangespoord door de vele mensen die hem vragen hoe ze dit transport kunnen omzeilen verzint Weinreb een zeer invloedrijke bureaucratische list: hij verzint een ‘Bureau Weinreb’ dat zogenaamd handelt in opdracht van het Duitse leger. Via dit bureau geeft hij de desbetreffende autoriteiten de opdracht bepaalde door Bureau Weinreb aangewezen personen tegen betaling vrij te stellen van transport, en dus van de Arbeitseinsatz.
De zogenoemde Weinreb-lijst is hiermee geboren. Wie zijn naam op deze lijst krijgt, heeft daarmee ‘tot nader order’ uitstel van transport. De lijst groeit en gaat in kamp Westerbork zelfs een eigen leven leiden. Daar proberen Joden zichzelf op de lijst te krijgen, zodat ze transport naar Polen toch nog kunnen ontlopen.
Weinreb hoopt intussen op de geallieerde invasie van Europa, die al meermaals op de Engelse BBC is aangekondigd. Hij alleen weet dat het bedriegen van de Duitsers ieder ogenblik uit kan komen en dat daarmee zijn lijst en iedereen die zijn hoop daarop heeft gevestigd gevaar lopen. Om diegenen die zich op Weinrebs lijst hebben laten plaatsen toch enige vorm van zekerheid te geven raadt Weinreb deze mensen aan om onder te duiken en, voor zover dat mogelijk is, naar een neutraal land te vluchten. Daarnaast legt hij contacten met de criminele onderwereld om valse papieren, onderduikadressen, distributiebonnen en andere zaken voor zijn onderduikers te regelen.
Nadat een Joodse onderduikster door de Duitsers wordt ontdekt en zij tijdens haar verhoor Weinrebs naam noemt, wordt Weinreb direct gearresteerd. Als Weinreb naar zijn opdrachtgevers wordt gevraagd verzint hij spontaan een generaal-luitenant Herbert Joachim von Schumann die op het hoofdkwartier van het Duitse leger in Berlijn zou werken. Ook verzint hij twee tussenpersonen die in Den Haag actief zouden zijn. Agent Koch van de Sicherheitsdienst, die voor de Weinreb-zaak verantwoordelijk is, komt er al snel achter dat deze generaal Von Schumann helemaal niet bestaat, maar denkt dat Weinreb het slachtoffer is geworden van geraffineerde oplichters. Hij laat hem daarom vrij en verdergaan met zijn lijst om zo de zogenaamde ‘Schumann-bende’ te ontmaskeren.
Weinreb probeert intussen tijd te winnen en versterkt met valse aanwijzingen en vage verhalen het geloof bij SD’er Koch dat er een complot gaande is. Als de SD Weinreb om concretere aanwijzingen vraagt, betaalt hij een crimineel om zich als tussenpersoon van de ‘Schumann-bende’ voor te doen en zich op te laten pakken door de SD. Alles gaat zoals vooraf afgesproken, maar tijdens het verhoor breekt de crimineel en biecht hij alles op.
Ook Weinreb wordt nu weer gearresteerd, zwaar mishandeld en wordt vastgezet in een politiecel. Tegelijkertijd wordt zijn familie naar Westerbork getransporteerd. Wanneer Weinreb tijdens zijn verhoor uiteindelijk opbiecht dat hij alles verzonnen heeft, gelooft Koch hem echter niet. In plaats daarvan is Koch er juist heiliger van overtuigd dat Weinreb deze ‘Von Schumann’ in bescherming neemt.
In mei 1943 wordt Weinreb – op dat moment meer dood dan levend – als gedetineerde naar Westerbork gebracht. Daar hoort hij van de dood van zijn oudste zoon David. Kort daarna wordt hij door de SD echter alweer terug naar Den Haag gehaald. Omdat het Schumann-raadsel voor de SD onoplosbaar lijkt, willen de SD’ers nu via Weinreb aan geld, waardevolle spullen en diamanten van ondergedoken Joden komen. Daarvoor geeft de SD Weinreb toestemming om een nieuwe Weinreb-lijst te beginnen die mensen van een vlucht naar Portugal zou moeten verzekeren. Het lukt Weinreb desalniettemin opnieuw de SD om de tuin te leiden: terwijl hij de Duitsers overtuigd van zijn medewerking weet hij meer dan duizend mensen in Westerbork uitstel van transport naar Auschwitz te schenken.
Begin 1944 begint de SD hem echter te wantrouwen en als gevolg daarvan duikt Weinreb samen met zijn familie onder. Onder een valse naam, maar met ‘echte’ papieren weten de Weinrebs te overleven in de buurt van Arnhem. Daar maken zij in september van dat jaar ook de slag om Arnhem mee. Ze worden geëvacueerd en leven tot het eind van de oorlog op een boerderij.
De tijd na de bevrijding is een totale chaos, in het bijzonder voor Weinreb. Voormalige verzetsstrijders en allerlei vaderlandse bewegingen stellen zichzelf als politiemacht op en beginnen de jacht op echte en vermeende collaborateurs. De echte collaborateurs proberen intussen de bewijzen voor hun samenwerking met de Duitsers te vernietigen en onwelgevallige getuigen van hun verraad uit de weg te ruimen. Een verzetsleider herkent in Weinreb een getuige van zijn geheime samenwerking met de Duitsers en laat hem arresteren. Weinreb wordt beschuldigd van samenwerking met de Duitsers, van landverraad, van cellenspionage en van zelfverrijking via de inschrijfgelden voor zijn Weinreb-lijsten. Drie en een halfjaar zit Weinreb in voorlopige hechtenis. Na meerdere afwijzingen van de aanklachten door telkens nieuwe onderzoeksrechters komt het bij het Bijzonder Gerechtshof in oktober 1948 eindelijk tot een uitspraak: Weinreb wordt veroordeeld tot zes jaar cel. Deze uitspraak betekent volgens de gewoonten van die tijd dat Weinreb zijn straf met de drie en een halfjaar in voorlopige hechtenis heeft volbracht en dat hij dus vrijuit mag.
Jacques Presser, een van de grootste en vooraanstaandste naoorlogse Nederlandse historici, wijdt in zijn boek Ondergang: De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945 uit 1965 een heel hoofdstuk aan Weinreb. Daarin schrijft Presser dat zijns inziens Weinreb niet alleen groot onrecht is aangedaan door de aanklachten en de veroordeling, maar dat Weinreb aan Joodse kant eigenlijk ook de enige is geweest die zijn eigen leven op het spel heeft gezet om de Duitsers tegen te werken en vele Joden te helpen vluchten. Volgens Presser is Weinreb desondanks toch aangeklaagd en veroordeeld omdat zijn heldhaftige verzet te ongemakkelijk was voor de vele Nederlanders die tijdens de oorlog niets hadden gedaan en niemand hadden geholpen.
Pressers theorie wordt op een opmerkelijke manier bevestigd: de Nederlandse staat helpt Weinreb actief in zijn verdere beroepsleven. Blijkbaar wilde de regering iets rechtzetten wat Justitie verkeerd had gedaan.
Internationale jaren
Vanaf de jaren 1950 tot aan de jaren 1970 woont Weinreb als professor in de economie met zijn familie in verschillende Aziatische en Europese landen: hij werkt als professor, decaan, rector en ontwikkelingsexpert in Indonesië, India, Turkije, Zwitserland en Israël. Steeds organiseert hij naast zijn academische werk ook cursussen over de Joodse traditie.
Aan het begin van de jaren 1950 wordt Weinreb door de Nederlandse regering voor vier jaar naar Indonesië – dat sinds 1949 een onafhankelijk land is geworden – gezonden om daar een Indonesische elite op te leiden met sterke banden met het voormalige koloniale moederland. In 1952 wordt Weinreb professor in de econometrie en statistiek aan de Universiteit van Jakarta. In deze jaren is Weinreb ook een graag geziene gast van de Indonesische president Soekarno. Als diens gast leert hij in 1955 Jawaharlal Nehru, Zhou Enlai en Gamal Abdel Nasser kennen. In 1956 vertrekt Weinreb naar het Indiase Calcutta, waar hij professor wordt aan de universiteit aldaar. Tegelijkertijd werkt hij ook mee aan het tweede vijfjarenplan van de Indiase regering. In datzelfde jaar keert hij uiteindelijk ook terug naar Nederland, gaat hij in Den Haag wonen en krijgt hij een aanstelling aan de Hogeschool Rotterdam.
In 1958 wordt Weinreb nogmaals door de Nederlandse regering uitgezonden, deze keer naar het Turkse Ankara waar zojuist de Middle East Technical University is opgericht. Weinreb begint aanvankelijk als professor in de econometrie, maar wordt een jaar later zelfs gepromoveerd tot rector van de universiteit. Na de militaire coup van 1960 en de daaropvolgende executie van minister-president Menderes verlaat Weinreb Turkije bijzonder teleurgesteld.
Genève is het volgende station. Daar werkt hij vier jaar lang als expert voor twee grote organisaties van de Verenigde Naties. Daarnaast doceert hij ook als gastdocent aan het Institut de hautes études internationales in Lausanne. In Genève verkeert Weinreb in elitaire kringen en ervaart bij die kosmopolitische bovenlaag een diepgaande leegte. Daar schrijft hij ook De Bijbel als schepping: een soort alternatieve levensopvatting. Het werkt verschijnt in 1963 in het Nederlands en zal later in onder meer het Duits, Engels, Spaans en Hebreeuws worden vertaald.
De Bijbel als schepping is een succes en het wordt voor Weinreb steeds lastiger om zijn religieus-filosofische werk te combineren met zijn academische posities; hij besluit daarom te stoppen met zijn academische werk. In 1964 verhuist hij weer naar Den Haag en kort daarna naar Naarden. Geïnspireerde vrienden stichten een eigen academie die moet dienen als podium voor Weinrebs cursussen en lezingen over de Hebreeuwse taal, de Bijbel en de Joodse traditie.
Het eerdergenoemde hoofdstuk over Weinreb in Jacques Pressers’ Ondergang zorgt kort na verschijning in 1965 voor een ware lastercampagne tegen Weinreb. Presser beweert in zijn boek dat er in Nederland nauwelijks verzet was tegen de deportaties van de Joodse landgenoten, maar dat er binnen de Joodse gemeenschap zelf helemaal geen verzet was. Alleen Weinreb, stelt Presser, heeft zich verzet en was hier ook nog succesvol in; daarvoor is hij nooit geëerd, maar wel bestraft. De Nederlandse samenleving was twintig jaar na de oorlog blijkbaar nog niet klaar voor het harde oordeel van Presser dat fel inging tegen het bestaande heldenbeeld over de oorlog.
In april 1968 verlaat Weinreb Nederland en verhuist, na een kort tussenverblijf in Zwitserland, naar Jeruzalem. Daar werkt hij verder aan zijn oorlogsmemoires, waaraan hij in 1962, op aandringen van Jacques Presser, is begonnen. Uiteindelijk verschijnt het boek in drie delen in 1969 en 1970 bij de Amsterdamse uitgeverij Meulenhoff als Collaboratie en verzet. Voor het eerste deel, Het land der blinden, krijgt Weinreb in 1969 zelfs de literatuurprijs van de stad Amsterdam uitgereikt. Jacques Presser roemt in het door hem geschreven voorwoord het werk van Weinreb: “Bij Friedrich Weinreb geschiedt de uit zijn herinnering opgedolven ervaringen recht in hun eigen bepaaldheid, onbelast als zij blijven met de interpretatieve gerichtheid op een, de schrijver maar al te bekend, vervolg. Zijn voorstelling van zaken mag er aanspraak op maken, gekend te worden, niet alleen om wat hier verhaald is, hoe boeiend en belangwekkend ook, maar tevens – en vooral – om de wijze waarop dit is gedaan.” Weinrebs oorlogsmemoires zijn niet enkel binnen de Nederlandse naoorlogse literatuur, maar zelfs binnen de wereldwijde naoorlogse literatuur uniek en onvergelijkbaar.
Jaren te Zürich
In 1973 verhuist Weinreb definitief naar Zürich, waar voor hem – zoals hij zelf in zijn autobiografie schrijft – een nieuwe levensfase begint. Daar kan hij zich voor het eerst volledig wijden aan de vreugde die hij beleeft tijdens het steeds opnieuw en steeds dieper leren kennen van de Thora.
Zijn tweede grote werk, Ik die verbogen ben, verschijnt in 1967 en gaat over het Bijbelboek Esther. Daarna schrijft hij voornamelijk in het Duits en houdt vanaf 1966 zijn lezingen ook voornamelijk in het Duitse taalgebied.
In Zürich, Bazel en Bern organiseert Weinreb vele cursussen die soms ook jarenlang duren. Hij behandelt onder meer de vier Evangeliën, de apostelgeschiedenis, de brieven van Paulus en de openbaring aan Johannes. Daarnaast houdt hij ook lezingen en cursussen voor kerkelijke instellingen, universiteiten, culturele instellingen, instellingen voor volwassenenonderwijs, seminaries, leraarsopleidingen, middelbare scholen, esoterische gezelschappen en kloostergemeenschappen in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland.
In de loop van de jaren zijn Weinrebs lezingen op geluids- en videobanden opgenomen, waardoor er werkelijk een nieuwe ‘antropologie en psychologie op basis van de Bijbelse werkelijkheid’ is ontstaan, zoals een van Weinrebs lezingen eens als titel had.
Weinrebs voordrachten worden ook uitgezonden op de Duitse, Zwitserse en Oostenrijkse televisie. In 1978 verschijnt de Duitse encyclopedie van Rowohlt waarin een artikel staat op basis van eerdere teksten van Weinreb, met als titel Getal, teken, woord. Het symbolische universum van de taal van de Bijbel. De redacteur, Ernesto Grassi, toenmalig professor in de filosofie aan de Maximilian Universiteit van München schrijft over dit artikel in zijn voorwoord: “Het is voor ons vooral nodig een andere manier van denken over, lezen van en beleven van de Bijbelteksten voor te stellen dan theologisch en filosofisch de norm is. Juist de Joodse traditie en de opbouw van de Hebreeuwse taal zijn in staat ons naar de oorsprong van het Woord te leiden. De oorsprong die voorheen nog bekend was, maar vandaag de dag volledig lijkt kwijtgeraakt.”
In 1980 wordt in Zürich de Friedrich Weinreb Stiftung opgericht, met als doel het werk van Weinreb te bewaren en te verbreiden. De boeken en lezingen van Weinreb vormen een unieke en bijzondere verzameling van de Bijbelse, Joodse en daarom ook christelijke traditie, vertaald naar een taal die voor ons moderne mensen begrijpelijk is. Daarmee is voor ons de deur tot de verloren gewaande zekerheden geopend en zijn de oude bronnen voor ons niet meer verborgen. Zo kunnen we, zoals Weinreb het zelf zegt, in een andere wereld kijken.
Friedrich Weinreb overleed op 19 oktober 1988. Zijn nalatenschap bestaat niet alleen uit de herontdekking van de Bijbel als leefwereld voor de mens, maar ook uit een omvangrijke autobiografische verzameling. Als orthodoxe Jood is hij doorgedrongen tot de mens, tot het goddelijke bewustzijn van de mens. Daarbij zag hij het oude en het nieuwe verbond – het Oude en Nieuwe Testament – als een onlosmakelijke eenheid. Hij leefde en beleefde zijn chassidische Jodendom en het christendom via de wortels van het woord uit de Bijbel.
Wat is nu precies dat nieuwe en overweldigende in zijn lezingen en boeken dat lezers en toehoorders zo diep raakt? Weinreb zelf gaf op die vraag eens een treffend antwoord: “Ik probeer niet de Bijbel vanuit deze wereld te begrijpen, maar juist andersom: ik probeer de wereld vanuit de Bijbel te begrijpen.”